Bron foto: artjazz, Shutterstock.
Vanaf 2022 zijn alle Europese lidstaten verplicht om jaarlijks te rapporteren over voedselverspilling. In de huidige Europese rapportage (Eurostat, oktober 2022) wordt een andere definitie van voedselverspilling gebruikt dan in de jaarlijkse Nederlandse rapportage van voedselverspilling, via de Monitor Voedselverspilling. Hierdoor wijken deze cijfers sterk af. Omdat dit de eerste keer is dat de Europese lidstaten deze informatie hebben aangeleverd en de kwaliteit van de data verschilt, kunnen de cijfers niet goed met elkaar vergeleken worden. Ook verdienen de relatief hoge cijfers voor Nederland – vijfde in de ranglijst – een nuance. In ons land wordt namelijk veel voedsel geïmporteerd, geproduceerd en verwerkt voor export, waarbij onvermijdbare reststromen ontstaan, met name in de levensmiddelenindustrie. Samen Tegen Voedselverspilling benadrukt dat betrouwbare inzichten per ketenschakel en (sub)sector nodig zijn om gericht impact te maken voor een verspillingsvrij voedselsysteem.
In deze richtlijn van de Europese Commissie is bepaald waar de voedselverspillingsrapportage per land aan moet voldoen. Daarin is onder meer vastgelegd welke indeling van de keten – van boer tot consument – wenselijk is, welke materialen wel en niet onder verspilling vallen en welke methoden geschikt zijn voor het meten van verspilling. Op basis van deze criteria hebben de lidstaten in 2022 voor het eerst over hun voedselverspilling in 2020 gerapporteerd.
De Nederlandse voedselverspilling is volgens de Europese rapportage met 2,8 miljoen ton (cijfers over 2020) aanzienlijk hoger dan eerder gerapporteerd. Volgens de Monitor Voedselverspilling (WUR, cijfers 2019) gaat het om minimaal 1,5 tot maximaal 2,4 miljoen ton. Dat verschil is vooral te verklaren, omdat bij beide metingen een andere definitie van voedselverspilling is gebruikt. In de Monitor Voedselverspilling tot en met 2019 werden onvermijdelijke, oneetbare reststromen, zoals pitten en schillen, niet gezien als voedselverspilling, maar volgens de EU definitie tellen deze materialen wel mee (mits ze niet verwaard worden tot veevoer). En volgens de Europese definitie zijn reststromen die verwerkt worden tot veevoer juist geen voedselverspilling, terwijl in de Nederlandse Monitor verwaarden tot veevoer wél als verspilling werd gezien. Nederland neemt in rapportages vanaf 2020 de Europese definitie over.
In de EU rapportage staat Nederland op de vijfde positie in de ranglijst van landen met de meeste voedselverspilling. Bij deze relatief hoge score, met 161 kilo per hoofd van de bevolking, moet echter een belangrijke kanttekening worden geplaatst. Nederland is de tweede agrifood-exporteur in de wereld. Doordat in ons land relatief veel voedsel wordt verwerkt en verhandeld, is het volume aan verspilling dat tijdens het productieproces ontstaat ook hoog, in vergelijking met andere landen (terwijl een groot deel van de producten uiteindelijk in het buitenland geconsumeerd wordt). Onvermijdbare en oneetbare reststromen, die ontstaan tijdens verwerking in Nederland en die niet verwerkt kunnen worden als veevoer, zoals cacaodoppen bij de productie van cacaoboter, tellen ook mee als voedselverspilling.
Het wel of niet meetellen van onvermijdbare, oneetbare voedselresten verklaart ook het verschil tussen de cijfers over huishoudens. Volgens de EU rapportage verspillen Nederlanders thuis jaarlijks 60 kilo per persoon. Hierbij worden onder andere ook schillen uit het rest- en gft-afval meegerekend. Dit cijfer is afkomstig uit onderzoek van het Voedingscentrum (2019). Zelf houdt het Voedingscentrum 34 kilo per persoon per jaar aan: dit is de hoeveelheid vermijdbare voedselverspilling (alleen de eetbare delen van voedsel).
Verschillende lidstaten gebruiken diverse methodes om de totale voedselverspilling en de omvang per ketenschakel te bepalen. Nederland heeft voor de Europese rapportage onder andere data aangeleverd uit de statistieken van afvalverwerking. Sommige landen hadden geen data in 2020 beschikbaar en hebben niet gerapporteerd of een ruwe inschatting gegeven. De mate van detail, betrouwbaarheid en representativiteit van de data per ketenschakel verschilt aanzienlijk tussen de lidstaten. Kortom, we moeten voorzichtig zijn met deze cijfers. Ze schetsen een beeld van de omvang van het probleem, maar het is hiermee nog niet mogelijk om landen of sectoren met elkaar te vergelijken.
In Nederland wordt geïnvesteerd in het verkrijgen van betrouwbare en representatieve data uit alle ketenschakels. Momenteel is er in Nederland nauwkeurig inzicht in voedselverspilling in huishoudens en bij supermarkten. Daarnaast werken de stichting Samen Tegen Voedselverspilling en Wageningen University & Research (WUR) samen met verschillende (sub)sectoren aan het meten van reststromen. Zo nemen momenteel de brancheorganisaties NVB, VBZ, VAVI en GroentenFruit Huis al deel aan het monitoringprogramma, worden onder boeren en tuinders enquêtes afgenomen en werken de stichting en WUR eraan om in 2023 meer branches aan te laten sluiten. Zodat steeds meer sectoren en bedrijven op basis van data doelgericht en effectief hun grondstofverlies kunnen tegengaan.